Over ons
De Rijk en zuivel zijn al meer dan 100 jaar onafscheidelijk. We nemen u mee terug naar het jaar 1925. Langs de Oude Rijn aan de Oudshoornseweg heeft Piet de Rijk een Melkhandel. De Oudshoornseweg, in de toenmalige gemeente Oudshoorn, was de doorgaande route van Leiden naar Utrecht. Een drukke weg dus voor die tijd, dat kun u zich wel voorstellen. Paarden met karren gaan op en aan om de kaas vanaf de boerderijen naar de markt in Bodegraven te brengen. En niet alleen de Oudshoornseweg was een belangrijke route. Ook de Oude Rijn is een belangrijk onderdeel van de route. Schepen met kolen gaan af en aan. In de winter was er geen vaart mogelijk en werd er met arrensleeën ring gereden op het dikke ijs van de Oude Rijn.
Langs die Oude Rijn aan de Oudshoorseweg speelt een jongetje op straat, Piet is zijn naam. Zijn oudere broers en zussen helpen zijn ouders in het bedrijf. Piet was wat jonger dan de rest en hoefde dus nog niet mee te werken. Hij hielp zijn vader wel bij het melken van de koeien. Die liepen op een weiland aan de Nieuwesloot. Van dit weiland is weinig meer te herkennen trouwens, er staat sinds kort een nieuwbouwwijk. Op de winterdag stonden de koeien aan de Oudshoorseweg midden in het dorp. Er was niet echt een stal zoals we die vandaag de dag kennen. De koeien stonden aangebonden in het achterste deel van het huis aan de waterkant. Piet ging niet graag naar school. Hij speelde veel liever met zijn geit en de bokkenwagen, steeds met een gangetje heen en weer over de Oudshoornseweg. Piet had een hekel aan school omdat de meester helemaal niet aardig was. Op een dag verstopte hij zich zelfs een hele dag in het kippenhok. Toen Piet van de lagere school af kwam moest hij ook helpen in de melkhandel. Met paard en wagen bracht hij de melk bij de mensen thuis in het dorp Alphen aan den Rijn. Ook zijn broer was inmiddels een echte melkboer geworden met een eigen ventwijk.
Maar toch was het melkventen niet de droombaan van Piet. Gelukkig was hij op zijn achttiende oud genoeg om in dienst te gaan. Hij had dat altijd wel stoer gevonden. Tijdens de oorlog, toen Piet nog klein was, waren er twee Duitse soldaten bij zijn ouders in huis geplaatst. Ze waren aardige jongens, vertelde hem stoere verhalen en leerde hem zelfs een beetje Duits.
Na zijn diensttijd werkte hij weer als melkboer voor zijn vader. Wat zullen de meisjes van de huishoudschool een plezier hebben gehad als hij voorbij de ramen van de school aan de Raadhuisstraat reed. Zo ook wel misschien Jannie, een jonge knappe dame met zwart haar.
Zij woonde in de Lagerwaard in Kouderkerk. Haar ouders hadden een melkveebedrijf. De koeien stonden nog aan huis en het hooi ging toen nog in de hooiberg. Met paard en wagen werd het hooi van het land naar huis gereden. Op het bedrijf van Jannie haar ouders werd boerenkaas gemaakt, zoals iedere boerderij in de Lagerwaard dat deed. Hard werken was dat. De hele zomer kaas en boter maken. De koeien melken, de melkbussen legen in de kaastobbe, de wrongel snijden en de kaasdoeken met wrongel in het kaasvat tillen. Jannie hielp wel mee, een echte boerenmeid was het en van hard werken had ze ook wel kaas gegeten.
Misschien toen ze van school naar huis fietste of samen met haar vader voor op de kaasbrik de kaas naar Bodegraven bracht. Ergens moet ze die knappe Piet tegen het lijf zijn gelopen. De liefde voor elkaar, voor de boerderij en zuivel was echt. Piet werkte nog enkele jaren als melkboer, maar verhuisde uiteindelijk samen met zijn Jannie naar de boerderij van zijn oom aan de Heimansbuurt.
Piet zijn zus Corrie nam de winkel van oude Piet de Rijk over. Het verkopen van zuivel stond haar op het lijf geschreven. Tot 1969 bracht zij de zuivel nog aan huis, niet meer met paard en wagen maar met een gemotoriseerd karretje. Met de komst van de koelkast was het niet meer nodig dagelijks verse melk aan huis te brengen. Zo opende ze een winkel in het pand aan de Oudshoorseweg. Naast zuivel verkocht zij daar ook kaas, worst en andere levensmiddelen. Corrie had geen kinderen, een overname van moeder op kind zat er dus niet in. Concurreren met de opkomende supermarkten werd ook steeds moeilijker en in 1989 sloot zij de winkel.
Piet en Jannie hadden een gezin met 5 kinderen. En zoals zij zelf ook mee werkte op het bedrijf van hun ouders was dat voor hun kinderen ook van zelfsprekend. Piet molk de koeien, Jannie hielp bij het voeren van het vee en hield de grote moestuin bij. Zo nu en dan maakte Jannie wat kaas voor eigen gebruik en karnemelk voor de buren. Tot verkoop in een winkel kwam het niet echt. Piet had immers zijn roeping gevonden in de boerderij en de melkerij. Jannie was druk met het gezin en zag het maken van kaas meer als een hobby.
Gijsbert, de middelste zoon van Piet en Jannie startte niet ver van zijn ouderlijke huis een klein varkensbedrijf. Gijsbert viel niet voor de de blonde meisjes uit het dorp, ook al zal hij dikwijls vriendelijk naar ze gelachen hebben. Gijsbert vond zijn liefde verder van huis. Een mooie donkere jonge vrouw die als zuster is het ziekenhuis in Rotterdam werkte trok zijn interesse.
Afike was haar naam, zij groeide de eerste 8 jaar van haar leven op in Suriname. Haar ouders hadden in Nederland gestudeerd en besloten uit de toenmalige kolonie van Nederland te verhuizen naar Nederland. Haar vader werkte als boekhouder voor een grote graan importeur in de haven van Rotterdam. Haar moeder was eerst juffrouw maar later werd ze inspectrice van onderwijs. Afike had vroeger op school in Paramaribo wel liedjes gezongen over die Nederlandse boeren op klompen. Maar van dichtbij mee maken deed ze pas toen ze met Gijsbert trouwde. Samen de varkens voeren en grasmaaien, ze deed het allemaal. Van een Surinaamse misi (Surinaams voor meisje) naar een echt boerin, gezegend met een gezin van 8 kinderen, 2 meisjes en 6 jongens.
Het bedrijf van Gijsbert en Afike breiden zich uit met loonwerk. Gijsbert werkte overdag voor andere boeren, legde tuintjes aan en maaide met de trekker de bermen van Rijkswegen. In 2000 waren ze genoodzaakt het varkensbedrijf af te stoten. Door de varkenspest was het niet meer rendabel het kleine varkensbedrijf voort te zetten.
De ouders van Gijsbert kwamen te overlijden zonder dat de boerderij was overgenomen door een van hun kinderen. Gijsbert en Afike woonde slechts op een steenworp afstand van de ouderlijke boerderij. Het boerenvuur in Gijsbert zijn hart, maakte dat hij wilde proberen de ouderlijke boerderij alsnog over te nemen om er opnieuw koeien te gaan melken. In 2016 kwam de boerderij te koop. In 2017 kochten Gijsbert en Afike de boerderij. De droom van Steven om koeien te houden en zelf boer te worden kwam tot leven. Opnieuw, u raad het al, werkte de kinderen van Gijsbert en Afike mee op het bedrijf. Ondanks dat bijna alle kinderen niet voor een agrarische opleiding hebben gekozen, stappen ze zonder moeite op de trekker om tijdens de oogstwerkzaamheden hun steentje bij te dragen.
De liefde en passie die zijn voorouders hebben voor koeien, zuivel en onderwijs komen samen in het beroep van Steven. Steven was gelijk als zijn opa, iemand die niet graag naar school ging, veel liever was hij buiten bezig met de pony of de geiten. Na zijn opleiding op de middelbare landbouwschool in Houten koos hij er toch voor om op verder te studeren op de hogere landbouw school in Dronten. En na het behalen van zijn diploma volgde hij een opleiding om docent te worden. De passie voor het maken voor zuivel leidde ertoe dat hij in 2018 de oude boterkarn van zijn oma vulde en zijn eerste echte eigen karnemelk maakte. Al snel kwamen er producten als yoghurt en vla bij. Hij bracht de zuivel bij de mensen thuis, precies zoals zijn opa en overgroot opa dat 100 jaar geleden deden. Vandaag de dag is het geen noodzaak meer iedere dag verse zuivel aan huis te leveren. Maar als we boodschappen en pizza laten thuisbezorgen, waarom dan ook niet zuivel was de gedachte van Steven. Het ouderwetse maakt plaats voor service en gemak, waarbij persoonlijk contact en vriendelijkheid weer een nieuwe dimensie krijgt.
In datzelfde jaar (2018) ontmoette hij een lief meisje uit het dorp. Ook zij kwam uit de polder en geniet dagelijks van het leven tussen de dieren op het platteland. Met de hulp van Angeline opende Steven een winkel aan huis. Ook helpen zijn broers en zussen hem wekelijks, ieder door middel van zijn of haar eigen kwaliteiten.
Als Steven geen zuivel maakt, dan staat hij voor de klas. Op de middelbare landbouw school in Houten, waar hij zelf ook eens naar school ging, geeft hij nu lessen over melkwinning. Educatie is naast zuivel maken iets wat in zijn genen zit. Op de boerderij is er een klaslokaal, hier kan er les worden gegeven over verschillende onderwerpen die te maken hebben met zuivel en de boerderij.
De Rijk en zuivel gaan dus ècht al meer dan 100 jaar samen, door het combineren van waar we goed in zijn en hard te werken. Door samen te werken met familie en lokale bedrijven hopen we een toekomstbestendig bedrijf te bouwen. Wij produceren zuivel met meer dan alleen het doel om de consument van voedsel te voorzien. Wij produceren zuivel met smaak en beleving.